Theoretische Termen

Geeft aan hoe goed een gebouw geïsoleerd is en wordt bepaald door:

  • Isolatie in de buitenmuur, het dak en de vloer.
  • De kwaliteit van de raamprofielen en het glas.
  • Binnenmuren grenzend aan niet-geïsoleerde ruimtes zoals garages en kelders.
  • Garagepoorten.
  • De kwaliteit van de uitvoering van de bouwknopen (meer info hieronder).

Het K-peil moet onder de K40 liggen en hoe lager het K-peil, hoe beter het gebouw geïsoleerd is. Een passiefhuis heeft een K-peil tussen K10 en K20.

Geeft aan hoeveel energie een gebouw verbruikt. Het E-peil wordt bepaald door:

  • Het K-peil. Als een gebouw beter geïsoleerd wordt, heeft dit ook een positieve impact op het E-peil.
  • Het ventilatiesysteem.
  • Het verwarmingssysteem.
  • De luchtdichtheid van een gebouw. Normaal wordt er in een EPB-berekening gerekend met een lekdebiet (warme lucht die men kwijt geraakt via allerlei kieren en spleten in het gebouw) van 12 m³/h per m² verliesoppervlak. Men kan het lekdebiet ook opmeten met behulp van een blowerdoortest. Als men het werkelijke lekdebiet dan invult in de EPB-berekening, daalt het E-peil met ongeveer 10 punten.
  • Het elektrisch verbruik van de pompen die water laten circuleren en de ventilatoren van het ventilatiesysteem.
  • Hernieuwbare energie systemen (PV installatie, zonneboiler, ...).

Het E-peil moet onder de E50 liggen en hoe lager het E-peil hoe minder energie het huis verbruikt.

Getal met eenheid W/mK, dat de kwaliteit van isolatie aangeeft. Hoe lager de λ-waarde hoe beter de isolatie isoleert.

  • Isolerende cellenbeton: 0.180 W/mK
  • PUR (polyurethaan): 0.028 W/mK
  • Minerale wol: 0.041 W/mK
  • XPS (geëxtrudeerd polystyreen): 0.034 W/mK
  • EPS (geëxpandeerd polystyreen): 0.040 W/mK

Getal met de eenheid m²K/W, dat aangeeft wat de thermische weerstand is van een isolatielaag. Hoe hoger de R-waarde, hoe beter de isolatielaag isoleert. De R-waarde wordt vooral gebruikt om de thermische weerstand van een isolatielaag met een bepaalde dikte aan te geven. De R-waarde wordt als volgt berekend: R-waarde = dikte isolatielaag (in meter) / λ-waarde.

Getal met de eenheid W/m²K, het omgekeerde van de R-waarde. Hoe lager de U-waarde hoe beter de isolatielaag isoleert. De U-waarde wordt vooral gebruikt om de thermische weerstand van raamprofielen en glas aan te geven. De U-waarde wordt als volgt berekend: U-waarde = λ-waarde / dikte isolatielaag (in meter).

  • Ventilatiesysteem A: natuurlijke toevoer en natuurlijke afvoer. Het systeem realiseert een schouweffect op basis van de winddruk en de luchtdruk. Bijgevolg is het niet, of zeer beperkt regelbaar. Bij veel wind treden soms grote warmteverliezen op, het is dus weinig energiezuinig. Bij sommige weersomstandigheden kan de ventilatie net onvoldoende zijn. Dit systeem werd vooral gebruikt in oudere gebouwen.
  • Ventilatiesysteem B: mechanische toevoer en natuurlijke afvoer. Er is een mechanische toevoer van verse lucht via elektrische ventilatoren in de droge ruimten. Afvoer van vervuilde lucht in natte ruimten, gebeurt op natuurlijke wijze via verticale afvoerkanalen die zo dicht mogelijk bij de nok uitmonden. Dit systeem wordt bijna alleen gebruikt wanneer een gebouw door luchtverwarming wordt verwarmd.
  • Ventilatiesysteem C: natuurlijke toevoer en mechanische afvoer. Er is een natuurlijke toevoer van verse lucht via toevoerroosters in vensters of muren. Afvoer van vervuilde lucht in natte ruimten gebeurt mechanisch, door elektrische ventilatoren. Men spreekt van een gecertificeerd ventilatiesysteem indien er sensoren in het gebouw aanwezig zijn die het ventilatiesysteem inschakelen als er een te hoog vochtgehalte of CO2 peil gemeten wordt. Dit verhindert dat het ventilatiesysteem de hele dag door draait, ook wanneer het niet nodig is. Dit heeft een positieve impact op het E-peil van het gebouw.
  • Ventilatiesysteem D: mechanische toevoer en mechanische afvoer. Er is een mechanische toevoer van verse lucht via elektrische ventilatoren in de droge ruimten. Afvoer van vervuilde lucht in natte ruimten gebeurt mechanisch, door elektrische ventilatoren. Bij dit systeem kunt u extra investeren in warmteterugwinning. Een groot deel van de warmte van de afgevoerde lucht, wordt gerecupereerd en opnieuw gebruikt om de (koude) toevoerlucht voor te verwarmen. Zo kunt u minimaal en gecontroleerd ventileren, met ongeveer 75 % minder energieverlies (afhankelijk van het rendement van de warmtewisselaar). Deze investering is echter enkel economisch relevant, indien het systeem wordt geïntegreerd in een heel goed geïsoleerd gebouw. Men moet er ook op letten dat het systeem door professionelen geplaatst wordt en dat men op tijd de filters in het systeem schoonmaakt. Anders kan het systeem vuil worden, met als resultaat dat men een ongezond binnenklimaat in het gebouw krijgt.

In elk gebouw zitten er kieren en spleten waardoor er koude lucht naar binnen kan of opgewarmde lucht naar buiten kan. Hoe meer men dit kan vermijden hoe beter voor het energieverbruik van de woning. Hoe luchtdichter het gebouw, hoe lager het E-peil. De impact van de luchtdichtheid op het E-peil is meestal vrij groot.

In een EPB-berekening wordt er standaard gerekend met een lekdebiet van 12 m³/h per m². Dit wil zeggen dat als men de volledige woning onder een luchtdruk van 50 Pa zet, er een verlies is van 12 m³ lucht per uur en per m² verliesoppervlak (som oppervlaktes van muren, daken, vloeren en ramen). Dit is zeer veel en door dit op te meten kan men de werkelijke waarde invullen in de EPB-berekening. Het opmeten gebeurt met een blowerdoortest. Hierbij wordt er een ventilator in de voordeur geplaatst en wordt het gebouw onder een luchtdruk van 50 Pa geplaatst. Tegelijkertijd wordt het werkelijke lekdebiet opgemeten. Bij het uitvoeren van de blowerdoortest moeten alle ramen gesloten zijn en worden de ventilatie roosters open gezet.

Bij een luchtdicht gebouw komt men na het uitvoeren van een blowerdoortest gemakkelijk op een lekdebiet rond de 3.5 m³/h per m² en dit zorgt meestal voor een daling van het E-peil met ongeveer 10 punten. Bij een minder luchtdicht gebouw komt men eerder een cijfer rond de 4.5 m³/h per m² uit en dit zorgt dan voor een daling van het E-peil met ongeveer 8 punten.

Luchtdicht bouwen is één van de goedkoopste en simpelste manieren om energie te besparen. Men moet er wel aandacht voor hebben en op een goede manier tewerk gaan. Let er zo bijvoorbeeld op dat de isolatieschil van het gebouw luchtdicht wordt afgeplakt en dat als er gaten worden geboord in muren of daken, deze achteraf goed worden dichtgespoten.

Men spreekt van een bouwknoop op plaatsen waar twee isolatielagen met elkaar in aanraking komen, bijvoorbeeld: funderingsaanzet waar de vloerisolatie raakt aan de muurisolatie, raakvlak tussen raamprofiel en muur isolatie, raakvlak tussen muur isolatie en dak isolatie. Wanneer deze bouwknopen goed worden uitgevoerd, spreekt men van een EPB-aanvaarde bouwknoop. Indien de bouwknoop niet goed wordt uitgevoerd, spreekt men van een niet-EPB-aanvaarde bouwknoop of koudebrug. Er zijn drie manieren om bouwknopen in rekening te brengen in een EPB-berekening:

  • Methode A: alle bouwknopen worden gedetailleerd in rekening gebracht. Dit is zeer veel werk en levert niet altijd het beste resultaat op. Daarom wordt deze methode bijna nooit gebruikt in de praktijk
  • Methode B: hierbij geeft men enkel de niet-EPB-aanvaarde bouwknopen in detail in en dit zorgt voor een stijging van het K-peil met 1 tot 3 punt. De EPB-aanvaarde bouwknopen moeten niet in rekening gebracht worden en hiervoor worden er 3 strafpunten bovenop het K-peil geteld. In veel gevallen geeft deze methode de beste resultaten en daarom wordt deze methode het meest toegepast.
  • Methode C: men brengt geen bouwknopen in rekening in de EPB-berekening en krijgt 10 strafpunten op het K-peil. Dit zorgt er snel voor dat het K-peil en het E-peil te hoog worden, daarom wordt deze methode ook weinig toegepast.

Veel Gestelde Vragen

De energieberekening is volledig gebaseerd op de formules uit het EPB-besluit (bijlage 1), waarmee ook de EPB-software is opgebouwd. Om alles eenvoudig invulbaar te maken, werden er op basis van de statistische gegevens van een groot aantal EPB-berekeningen, bepaalde aannames gedaan.

Het E-peil en K-peil kan op ongeveer 5% nauwkeurigheid bepaald worden met de energieberekening. Het energieverbruik kan minder nauwkeurig bepaald worden, vermits de manier van leven van de bewoners hierop een grote invloed heeft.

Het K-peil is een maat voor hoe goed een woning is geïsoleerd. Hoe lager het K-peil hoe beter de isolatie. Het K-peil wordt beïnvloed door alle schildelen die het verwarmde gedeelte scheiden van het koude gedeelte (ongeïsoleerde kelder of zolder, buitenomgeving, ...):

  • Buitenmuren
  • Ramen en deuren
  • Garagepoorten
  • Daken
  • Vloer boven volle grond of ongeïsoleerde kelder
  • Plafond grenzend aan ongeïsoleerde zolder
  • Bouwknopen (plaatsen waar twee isolatielagen samen komen)

Door de bovenstaande punten te verbeteren zal ook het K-peil naar omlaag gaan. Hoe doen we dit nu?

  • Door meer isolatie in de buitenmuur, dak of vloer te gebruiken, gaat men het K-peil het eenvoudigste naar beneden krijgen. Voor nieuwbouw zou men minsten 9 cm PUR in de buitenmuur, 12 cm PUR in het plat dak, 24 cm minerale wol in het hellend dak en 8 cm PUR in de vloer moeten gebruiken.
  • Ramen zijn opgebouwd uit profielen en glas. De isolerende werking van de profielen en het glas wordt uitgedrukt aan de hand van de U-waarde (W/m²K). Hoe lager de U-waarde, hoe beter. Bij nieuwbouw zou voor profielen de U-waarde onder de 2.0 W/m²K moeten liggen en voor glas zou de U-waarde onder de 1.1 W/m²K moeten liggen.
  • De bouwknopen kunnen op drie manieren in rekening gebracht worden in de EPB-berekening: methode A (alle bouwknopen gedetailleerd in rekening brengen, hiervoor krijgt men geen strafpunten op het K-peil), methode B (enkel de koudebruggen gedetailleerd in rekening brengen, hiervoor krijgt men 3 strafpunten op het K-peil) en methode C (niet gedetailleerd in rekening brengen, hiervoor krijgt men 10 strafpunten op het K-peil). Methode A geeft het beste resultaat, maar wordt zelden gebruikt, omdat het zeer veel werk vraagt. Methode C wordt best ook niet gebruikt, vermits het teveel strafpunten oplevert. Men gebruikt best methode B, omdat het een realistisch resultaat oplevert en niet teveel werk vraagt. Meer informatie over bouwknopen vindt men in de sectie 'Theoretische Termen'.
  • Een ongeïsoleerde garagepoort zorgt voor een groot verlies op het K-peil. Daarom neemt men best een geïsoleerde garagepoort met minstens 4 cm isolatie.

Het E-peil wordt vooral bepaald door de volgende factoren:

  • K-peil
  • Verwarmingssysteem
  • Ventilatiesysteem
  • Warm tapwater
  • Luchtdichtheid

Door de bovenstaande punten te verbeteren zal ook het E-peil naar omlaag gaan. Hoe doen we dit nu?

  • K-peil: het K-peil geeft aan hoe goed een gebouw geïsoleerd is. Door meer isolatie, beter glas of betere raamprofielen te gebruiken, zal het K-peil dalen en dus ook het E-peil dalen. Het beter isoleren van een woning heeft dus een onrechtstreeks effect op het E-peil en de impact ervan mag dus niet overschat worden.
  • Verwarmingssysteem ⇒ rendement ketel: hoe hoger het rendement van de verwarmingsketel hoe lager het E-peil. Meestal wordt er in nieuwbouwwoningen gewerkt met een condenserende aardgasketel met een rendement van bijna 109%.
  • Verwarmingssysteem ⇒ buitenvoeler: een buitenvoeler is een temperatuursensor die buiten de woning wordt geplaasts en de buitentemperatuur opmeet. Als er een buitenvoeler op de verwarmingsketel wordt aangesloten kan deze beter worden geregeld en dat zorgt voor een verlaging van het E-peil met ongeveer 1 punt.
  • Verwarmingssysteem ⇒ vloerverwarming: vloerverwarming werkt met lage afgiftetemperatuur, waardoor er minder energie verbruikt wordt dan bij een systeem met radiatoren. Dit leidt tot een verlaging van het E-peil met 1-3 punten. Dit geldt echter alleen maar als het volledige gebouw, dus ook de bovenverdieping, verwarmd wordt met vloerverwarming.
  • Ventilatiesysteem ⇒ Systeem C: als het ventilatie systeem slecht afgeregeld is, dan wordt er continu koude lucht naar binnen gezogen en warme lucht naar buiten geblazen. Dit zorgt voor een groot energie verlies. Bij een gecertificeer ventilatie systeem C gaat het ventilatie systeem enkel in werking treden als er teveel vocht of CO2 wordt gedetecteerd. Er wordt dus enkel koude lucht aangezogen en warme lucht buiten geblazen als het nodig is en dit zorgt voor een voelbare energie besparing. Bij het plaatsen van een gecertificeerd ventilatie systeem C daalt het E-peil ongeveer met 3-8 punten t.o.v. een ventilatie systeem C.
  • Ventilatiesysteem ⇒ Systeem D: bij een systeem D met warmtewisselaar wordt er mechanisch lucht toegevoerd en afgevoerd. Hierdoor kan de warme lucht die wordt afgevoerd, gebruikt worden om de koude toevoer lucht op te warmen en dit leidt tot een aanzienlijke energie besparing. Bij het plaatsen van een systeem D met warmtewisselaar, daalt het E-peil ongeveer met 8-16 punten t.o.v. een ventilatie systeem C.
  • Warm tapwater ⇒ leiding lengte: onder warm tapwater leidingen verstaat men enkel de leidingen naar bad of douche en de leiding naar het aanrecht in de keuken. Hoe korter de leiding lengtes, hoe lager het E-peil. Door de CV ketel centraal te plaatsen en de keuken en badkamer niet te ver hiervan te plaatsen, zou men de lengtes van de warm tapwater leidingen afzonderlijk onder de 8m moeten kunnen houden.
  • Warm tapwater ⇒ opslagvat: als er een opslagvat voor warm tapwater aanwezig is moet er altijd water op hoge temperatuur gehouden worden en dit verhoogt het E-peil. Als er geen opslagvat voor warm tapwater aanwezig is verlaagd dit het E-peil met ongeveer 1-3 punten.
  • Luchtdichtheid blowerdoortest: als er geen blowerdoortest wordt uitgevoerd, gaat men ervan uit dat het gebouw een lekdebiet van 12 m³/h per m² verliesoppervlakte heeft. Als dit wordt opgemeten door een blowerdoortest uit te voeren, zien we dat het werkelijke lekdebiet meestal onder de 4 m²/h per m² verliesoppervlakte ligt. Door het werkelijke lekdebiet in te vullen daalt het E-peil met 8-14 punten.

Wanneer er voor "niet inrekenen" gekozen wordt, gaat er geen rekening gehouden worden met bouwknopen. Kiest men voor "methode B", dan komen er 5 K-punten bovenop het K-peil. Kiest men voor "methode C", dan komen er 10 K-punten bovenop het K-peil.

Bij appartementen wordt het K-peil (=isolatiepeil) berekend voor de hele appartementsblok. Elk appartement in dezelfde appartementsblok heeft dus hetzelfde K-peil. Het E-peil (=maat voor het energieverbruik) wordt dan wel weer berekend op het niveau van het appartement. Met onze rekenmodule kan men dus wel het K-peil voor de volledige appartementsblok berekenen, maar niet het E-peil van de afzonderlijke appartementen. Ook het berekende energieverbruik zal niet correct zijn.

Nee, dit kan men niet rechtstreeks ingeven. Men kan wel een rekentrukje gebruiken dit op een correcte manier in te rekenen. Een voorbeeld, stel we hebben een muur waarin 2 isolatie lagen zitten:

  • 6 cm PUR isolatie met een λ-waarde van 0.028 W/mK
  • 6 cm EPS isolatie met een λ-waarde van 0.040 W/mK

We gaan hier enkel de PUR isolatie ingeven, maar we gaan meer dan 6cm dikte ingeven zodat de impact van de EPS isolatie ook wordt ingerekend. De extra dikte van de PUR isolatie berekenen we als volgt: extra dikte = (6 x 0.028)/0.04 = 4.2 cm. Als isolatie in de muur geven we dus in: 10.2 cm PUR isolatie met een λ-waarde van 0.028 W/mK

De energieprestatieregelgeving stelt dat het K-peil onder de K40 moeten liggen en het E-peil onder de E50. Als het berekende K-peil of E-peil lager is, wordt het betreffende vakje groen, anders wordt het rood.

Nee, zolders onder een hellend dak moeten niet als verdieping worden ingegeven. Als er dus enkel een gelijkvloers is, met daarop een grote zolder onder het hellend dak, dan geeft men de oppervlakte van het gelijkvloers in en vult men voor de andere vloeroppervlaktes nul in.

Als uw vraag niet beantwoord wordt bij de veel gestelde vragen, kan u er de theorie sectie op naslaan of in de rekenmodules op de vraagtekentjes gaan staan voor meer uitleg. Als u er dan nog niet uitgeraakt, aarzel dan niet en stuur uw vraag naar info@bouw-energie.be. Wij antwoorden dan zo snel mogelijk op uw vraag.